Kies een datum uit de agenda om te reserveren →
We organiseren twee herdenkingsconcerten in het kader van 80 jaar bevrijding. We hebben twee mooie werken uit het oeuvre van Bach gekozen die aansluiten bij de thema’s verlies en rouw.
Eerst voeren we de vroege cantate BWV 12 Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen uit. Deze cantate begint met een prachtig, bijna meditatief klaaglied waarin de hobo de solist is. Daarop volgt het openingskoor, dat Bach later zou bewerken tot het Crucifixus van zijn Hohe Messe. Kenmerkend in dit koor is de ‘lamentobas’, ofwel klagende bas: een muzikale lijn die met halve toonsafstanden naar beneden loopt en daarmee uitdrukking geeft aan smart en pijn (‘Angst und Not’ in de tekst). Halverwege de cantate ontstaat er ook ruimte voor optimisme. Althans, zoals bij teksten uit Bachs werk gebruikelijk is, indien de luisteraar trouw blijft aan God: Wees getrouw, alle pijn zal toch maar kort duren, na de regen bloeit de zegen.
Na deze cantate voeren we Bachs Trauerode uit. Dit werk werd geschreven ter nagedachtenis aan Christiane Eberhardine, de echtgenote van de Saksische keurvorst August de Sterke. August zelf was niet erg geliefd, maar zijn vrouw was dat des te meer. Ze was namelijk Luthers gebleven, terwijl haar man zich had bekeerd tot het katholicisme om ook in Polen te kunnen regeren. Dit verzet maakte dat ze door velen als heldin beschouwd werd en haar dood werd dan ook uitvoerig herdacht. De Trauerode wordt qua orkestbezetting en het sombere, dreigende karakter vaak met de eveneens in 1727 geschreven Matthäus Passion vergeleken. Het werk bestaat uit twee delen, in het eerste deel staat de dood centraal, in het tweede verschuift de aandacht volgens goed Luthers gebruik naar het eeuwige leven. Daarmee eindigt de Trauerode een stuk opgewekter dan die begon: een mooie overgang naar het vieren van onze vrijheid.
Uitvoerenden:
Sopraan - Catelijne van Berkel
Countertenor - Simon Heerze
Tenor – Pablo Gregorian
Bas – Michiel Meijer
Programma:
J.S. Bach – Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen (BWV 12)
J.S. Bach – Trauerode (BWV 198)